Viering woensdag 14 februari
ASWOENSDAG
Wij beginnen vandaag de veertig dagen op weg naar Pasen als mensen die als stof uit de aarde zijn ontstaan en bij de asoplegging wordt er nog aan toegevoegd ‘en tot stof zul je wederkeren’. Zo sterfelijk zijn wij als een windvleugje, een bloem die verwelkt. Wij hebben dus niets om ons op te laten voorstaan. Voor je het weet is er het einde. Waarom ons dan zo nodig laten gelden, hakken in het zand zetten en rechten opeisen, spelen met het leven van anderen alsof je heer en meester bent van het bestaan. Stof zijn wij en niet meer. Maar dat hoopje niets heeft God zijn adem ingeblazen om er een levende mens van te maken, geroepen om te leven, geroepen om leven te geven en leven te hoeden.
Wij beginnen een reis van veertig dagen op weg naar Pasen. En Jezus zelf geeft ons vandaag in het evangelie het gereedschap voor de tocht. Aalmoezen, bidden en vasten, die drie. Hij heeft ze zelf gebruikt en hij heeft ons metterdaad getoond hoe effectief ze zijn. Het gebed vormt het hart van de drie. Wij laten er ons vormen en bezielen door de Geest die ons maakt tot mensen van God. Mensen geroepen om het leven met anderen te delen, om te geven en vergeven zoals ons door God elke dag weer gegeven en vergeven wordt. Uit die vergeving leven wij en uit die vergeving putten wij om anderen leven te geven, zeventigmaal zevenmaal. En dan dat ander instrument, het vasten. Dat is meer dan een afslankcursus, tenzij wij het verstaan als een oefening om ons te bekeren van onze overdaad tot vrijgevigheid en mededeelzaamheid, maar boven al is het een middel om ons te oefenen in een innerlijke houding waar wij niet onszelf met zijn begeertes en verlangens in het midden plaatsen, maar waar wij leren leven als mensen met een zuiver hart. En zo wordt de aalmoes geen duit in het zakje, maar de gave van onszelf.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 11 februari
EERSTE LEZING: 2 Koningen 5, 1-15
TWEEDE LEZING: 1 Korintiërs 9, 24-27
EVANGELIE: Marcus 1, 40-45
In iedere gemeenschap is wel iemand waarvan je weet: als ik hem of haar iets vertel, dan weet binnen een dag iedereen het. En als je erbij zegt dat het eigenlijk geheim is, dan gaat het nog een keer zo snel rond.
Als Jezus een man heeft genezen, dan waarschuwt hij hem ernstig om het niet verder te vertellen. Maar wat lezen we? Toen de man vertrokken was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was. Met als gevolg dat Jezus zich niet meer in de openbaarheid kan vertonen zonder lastig gevallen te worden door allerlei mensen die op hem afkomen. Het lijkt alsof Jezus niet wil dat er al te openlijk over hem gesproken wordt. Hij houdt zijn identiteit liever geheim?
We mogen blij zijn dat die anonieme man uit het evangelie zich niet helemaal aan Jezus’ opdracht heeft gehouden. Hij kon het niet voor zich houden. Hij moest het vertellen. Wat precies? Dat horen we niet. Je mag ernaar raden. Zou het soms zijn, hoe hij door de aanraking van Jezus zich plotseling een stuk beter voelde? Gezien, gekend, niet buitengesloten of afgewezen, maar erkend? Zou het soms zijn dat hij in de ontmoeting met Jezus iets van innerlijke kracht heeft gevoeld? Hij hoort er weer bij. Wat het ook geweest is, deze anonieme genezen mens betrekt jou en mij in zijn verhaal over de weg van Jezus, de levende, die het onreine rein maakt. Dat is de kracht van het evangelie.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 4 februari
EERSTE LEZING: Koningen 4, 18-21
TWEEDE LEZING: 1 Korintiërs 9, 16-23
EVANGELIE: Marcus 1, 29-39
In het evangelie van vandaag horen we dat Jezus zieken genas, duivels uitdreef en verkondigde, maar ook dat Hij de gewoonte had naar een eenzame plaats te gaan om er te bidden. Hij voelde de nood in contact te blijven met het feit dat Hij de Geliefde van God was.
Jezus draagt en deelt heel zijn leven het lot van zieken en melaatsen, van maatschappelijk uitgerangeerde mensen, van armen en zondaars. Dat is kenmerkend voor Jezus' weg en werk. Maar Jezus snakt ook naar schaduw, hij zoekt rust die hem nauwelijks wordt gegund. Want zijn leven is dienst, harde, zware dienst, dienst letterlijk onder de mensen. Jezus is de last, de moeite en de pijn van het mensenleven niet uit de weg gegaan, maar hij heeft die op zich genomen. Hij heeft eronder gezucht. En juist daarom is dat moeitevolle, belaste gekwelde leven van zo velen niet zonder hoop en uitzicht. Want Jezus is in dat moeitevolle leven afgedaald en heeft zich eraan verbonden. Ja, hij redt dat leven van de ondergang, uit de macht van de dood. De naam Jezus betekent: God redt! Hij laat ons niet liggen, maar ziet naar ons om, richt ons op, geeft ons nieuwe moed. Zo schept Jezus in zijn woord en daad nieuw vertrouwen, nieuwe verwachting, nieuwe hoop. De zieken bij Jezus zijn standvastig en houden vol. Zij geloven heilig in God die het voor ze opneemt, ja die ze zelfs door de dood heen zal halen. Begrijpen wij dat? Hier wordt ons nieuw leven aangezegd en genezing. Laat die belofte voor ons genoeg zijn.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 17 december
DERDE ZONDAG VAN DE ADVENT
EERSTE LEZING: Jesaja 65, 17-25
TWEEDE LEZING: 1 Thessalonicenzen 5, 12-24
EVANGELIE: Johannes 3, 22-30
De leerlingen van Johannes hebben een woordenstrijd met andere Joden over het reinigingsritueel. En ze komen naar Johannes en zeggen: heeft u het gezien? Die Jezus die u gedoopt heeft, over wie u het had, die is voor zichzelf begonnen. Hij doopt en allen komen bij hem. Moet je toch niet aan denken? Doe je je week in week uit je uiterste best voor een mooie en goede kerkdienst, gaan ze naar je collega een dorp verderop. Moet je kijken: die kerk van de Nazarener, die zit iedere zondag vol.
Waar gaat het nu om in de kerk? Is die kerk nu doel op zich of is het misschien wel helemaal niet zo verschrikkelijk als die kerk kleiner wordt en hier en daar zelfs verdwijnt?
Er is een mooi altaarstuk van de middeleeuwse schilder Grünewald. Op één paneel van dat altaar zie je de gekruisigde Christus, vol wonden, stervende. Onder de omstanders staat onder andere Johannes de Doper die op Jezus wijst. Tegen de zwarte hemel staan in het latijn zijn woorden uit het evangelie: Hij moet groeien, ik moet kleiner worden.
Het gaat er niet om dat jij groter of belangrijker bent dan de ander, of jouw kerk groot is of niet, of je de beste bent. Het leidt allemaal af. In deze adventstijd worden we uitgenodigd om het los te laten en ons door Johannes te laten wijzen op Christus, op de komende. Dat we hem niet in de weg staan, maar plaats maken. Voor hem, voor de ander.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 10 december
TWEEDE ZONDAG VAN DE ADVENT
EERSTE LEZING: Jesaja 40, 1-11
TWEEDE LEZING: 2 Petrus 3, 8-18
EVANGELIE: Johannes 1, 19-28
De dingen worden weer ‘normaal’. Dat is het eerste dat God aan Jesaja belooft. Van de beloftes van God verwacht je dat ze allemaal groots zijn en visionair, maar de beloftes die Jesaja te horen krijgt van God klinken voor een deel heel gewoontjes. ‘Mensen zullen huizen bouwen en er zelf in wonen’ is een belofte van God. Dat ligt voor de hand. Toch. ‘Een zuigeling zal niet enkele dagen leven’. Natuurlijk, het komt voor dat een baby kort na de geboorte sterft, en dat is heel verdrietig, maar de meeste baby’s overleven die eerste maanden. En toch, voor Jesaja klinkt dat hele gewone al als een enorme belofte.
Johannes heeft in Jezus een andere wereld gezien, een wereld van omkeer. Johannes zelf is ook geen kleintje. Hij roept de mensen op om zich om te keren naar God. Johannes vraagt de mensen om geen slechte dingen te doen: aan soldaten vraagt hij hun wapens niet te gebruiken om van gewone mensen geld af te persen. Hij vraagt hen te delen met elkaar en zich om te keren. Je kan zelfs zeggen: hij belichaamt die omkeer. Johannes leeft zelf als een kluizenaar in de woestijn, zoals iemand die berouw heeft en boete doet. En hij leeft van niets meer dan wat hij daar in de woestijn vindt: honing en sprinkhanen. Juist Johannes, die die beweging van omkeer in zijn lichaam voelt. Juist hij heeft zijn ogen open en ziet dat er nog iets komt. Iets dat verder gaat dan zijn omkeer en voornemens voor een ander leven.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 26 november
EERSTE LEZING: Daniël 12, 1-4
TWEEDE LEZING: 1 Thessalonicenzen 5, 1-11
EVANGELIE: Mattheüs 24, 14-35
Op het eerste gehoor zijn het dreigende beelden die volgens oude traditie klinken op de laatste zondag van het kerkelijk jaar. De beelden van het laatste oordeel. Beelden die in de geschiedenis van de kerk, en misschien ook wel in onze eigen geschiedenis, voor de nodige angst hebben gezorgd. Het laatste oordeel is in handen van de kerk al te vaak een zeer bruikbaar middel gebleken om mensen er onder te houden, om gehoorzaamheid af te dwingen, nederigheid, kleinheid, uit pure angst. Terwijl de teksten oorspronkelijk juist zo anders zullen zijn bedoeld. Want de ‘gruwel der verwoesting’ die Mattheüs beschrijft maakt hij zelf mee. De apocalyptische teksten van de Bijbel zijn geen voorspelling van een toekomst ooit... nee, ze beschrijven wat de lezers en schrijvers van die dagen aan den lijve mee maakten. De Evangeliën zijn geschreven ten tijde van de grote Joodse opstanden. De tempel werd door de Romeinen verwoest en niet veel later zou heel Jeruzalem goeddeels datzelfde lot beschoren zijn. Dáárover schrijft Mattheüs. Het is beeldtaal, waarin hij zijn lezers oproept: hou vol! Hou vol, durf het goede te kiezen... want dit is het einde niet.
Dát is de profetische kracht van deze teksten. Ze willen niet het einde voorspellen - dat is geen kunst, dat komt élke tijd weer. Deze teksten voorspellen juist dat het einde het einde niet is. De gruwel der verwoesting die wij meemaken, zegt Mattheüs, is de boeggolf van een nieuwe tijd die komt, Gods nieuwe tijd. Wees dus níet bang! - Precies het omgekeerde dus van wat mensen er vaak in hebben gelezen. Het Evangelie wil in diepste wezen niet vertellen van een straffende God, maar juist van een vergevende God.
God is erbij, ook in het einde, juist in het einde. Het echte einde is, dat Hij zelf op ons toekomt, dat Hij zelf onze toekomst is. Dat is wat Advent in het Latijn betekent.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 12 november
EERSTE LEZING: Jesaja 48, 17-21
TWEEDE LEZING: 1 Thessalonicenzen 4, 1-8
EVANGELIE: Mattheüs 25, 14-30
Het eerste waar je aan denkt bij die overbekende gelijkenis van de talenten is dat we vooral de handen uit de mouwen moeten steken. Aan de slag, help mee, maak werk van je geloof, bouw mee aan de gemeenschap. Zet je talenten in. Want daar gaat het toch over in deze gelijkenis, talenten, nou dan..... Laten we er serieus werk van maken. Geen genoegen nemen met een zesje, we gaan voor een acht. Tja en wie niet meedoet heeft geen best vooruitzicht. Kijk maar naar die luie slaaf, geween en tandengeknars, daar loopt zijn luiheid op uit.
Alle knechten in dit verhaal krijgen het beheer over een behoorlijk kapitaal. Het laat zien dat de heer die naar het buitenland vertrekt een enorm vertrouwen heeft in zijn knechten. In alle drie. Het laat ook zien dat de heer niet meer van zijn knechten vraagt dan dat zij aankunnen. Ieder krijgt talenten naar wat hij aankan. De heer overvraagt zijn knechten niet, en hij onderwaardeert ze ook niet. Als de dienaar die één talent krijgt er vijf had gekregen was hij doodongelukkig geweest. Hij zou niet in staat zijn geweest om zoveel geld te beheren. En andersom zou de dienaar die vijf talenten krijgt geen voldoening hebben gehad in het werken met het ene talent. Hij zou er wel vijf aankunnen.
Door betrokken te zijn bij het werk in Gods Koninkrijk en je in te spannen voor de gemeenschap van Christus komen er als vanzelf bekwaamheden bovendrijven. De één dit, de ander dat. Heel verschillende gaven, maar wel gaven die ingezet mogen worden voor de ander. Gaven die je ontvangen hebt om te gebruiken voor de opbouw van de gemeenschap, tot welzijn van anderen. Om te dienen, om Christus te verheerlijken en niet voor je eigen eer.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.
Viering zondag 24 september
EERSTE LEZING: Jona 3, 10-4,11
TWEEDE LEZING: Filippenzen 1, 21-27
EVANGELIE: Mattheüs 20, 1-16
Vandaag horen we in het evangelie dat het hemels koninkrijk lijkt op een man, die een wijngaard had. En die man had dringend personeel nodig. Want het was tijd voor de oogst. Tijdens het seizoen had een wijnboer veel dagloners nodig. De druiven moesten worden geoogst. Ze moesten worden geperst. En de wijnvaten moesten worden gevuld. Werk genoeg dus. Hij gaat daarom vroeg naar de markt. Zes uur in de ochtend, als de zon net op is. Als je werk zocht, ging je naar de markt om daar je diensten aan te bieden. En als je arbeiders zocht, zocht je dus daar. De markt was een soort uitzendbureau. Daar werden de contracten gesloten. De man huurt iedereen die hij maar kan krijgen. En hij maakt een afspraak: een denarie per dag. Daarvan kon je je gezin ruim te eten geven. Het was dus goed betaald. De arbeiders zullen tevreden zijn. Een dag hard werken, maar de beloning is er dan ook naar.