EERSTE PAASDAG
EERSTE LEZING: Jesaja 25, 6-9
TWEEDE LEZING: Colossenzen 3, 1-4
EVANGELIE: Johannes 20, 1-18
Toen een aantal jaren geleden de Notre Dame in Parijs in brand stond, leek er geen houden aan. Op televisie zag ik hoe de vlammen uit het dak sloegen en de brandende torenspits als een geknakte lucifer omverviel. Treurende Parijzenaren keken toe en vroegen zich af: zou er morgen nog iets over zijn van dat oude Godshuis? Ergens in de vroege ochtend klonk het verlossende woord: het vuur was gedoofd, de kerk stond nog, weliswaar geblakerd. Veel was er stuk, maar de rozetvensters hadden de hitte doorstaan. Het duurde even voordat er nieuws was over het orgel, maar ook daarover opluchting. Het had veel erger gekund. Hoe verlossend kan een woord zijn?
Woorden kunnen iets doen, dan hebben ze de kracht van een daad. Ze kunnen je dag maken of breken, je leven kleur geven of het dompelen in grauwe grijsheid. Ze geven toekomst of ze sluiten die voor je af, tijdelijk en soms ook voorgoed. In de afgelopen veertig dagen klonken woorden die niet verlosten: mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten, sprak Jezus aan het kruis. Het waren woorden van bittere eenzaamheid. Ook dat soort woorden bestaan. We kennen ze ook, misschien van heel nabij. Woorden zonder toekomst, einde verhaal. Maar nu, op deze stralende paasmorgen klinkt er een ander, een nieuw verhaal met een verlossend woord.
Soms ontmoeten we een engel die het verlossende woord spreekt. Of we zijn het zelf, engelachtig als Maria Magdalena, met het verlossende woord voor een ander. Een naam noemen kan dan genoeg zijn. En die naam wordt een daad, een daad van hoop, van nieuw leven, van toekomst, van opstanding. Zoals hij is ons voorgegaan: Jezus, de opgestane.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger