EERSTE LEZING: Jeremia 14,7-10.19-22
TWEEDE LEZING: 2 Timotheüs 4,6-8.16-18
EVANGELIE: Lucas 18,9-14

26 oktoberDe gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar wordt in zwart wit verteld. Het verschil tussen beiden is zo duidelijk, dat de betekenis van deze gelijkenis niet moeilijk lijkt. De tegenstelling tussen beide mannen wordt sterk aangezet. Hoor eens hoe de Farizeeër bidt! De zelfgenoegzaamheid druipt ervan af. De tollenaar roept onze sympathie op. Hij is de bescheidenheid zelve: God, wees mij zondaar genadig. Als dan als moraal er nog aan toe wordt gevoegd, dat wie zichzelf verhoogt vernederd zal worden en omgekeerd, dan lijken we snel klaar te zijn met dit verhaal. We kennen vast wel mensen, in onze eigen omgeving, of van ons werk, of uit de politiek, die we dit verhaal zouden willen voorhouden. Kijk maar eens in de spiegel van die arrogante Farizeeër. Ben jij niet net zo bezig? Maar misschien gaat dat toch te snel.

Laten we nog eens naar beide figuren kijken. Ze gaan allebei naar de tempel, het huis van God, de plaats van gebed. De Farizeeër staat rechtop, zelfverzekerd? De tollenaar blijft op een afstand staan. Hij durft niet eens zijn blik naar de hemel op te slaan. Een geslagen gestalte? De Farizeeër dankt God breedvoerig dat hij een goed mens is. Wat ben ik blij dat ik niet zo ben als die andere mensen, als die tollenaar daar. De tollenaar bidt het gebed van de wanhopige mens: God, wees mij zondaar genadig. De Farizeeër bidt als het ware het Gloria, de tollenaar het Kyrie.

Ieder mens heeft erkenning en bevestiging nodig. Het gaat mis als je dat af wilt dwingen, en het lijkt erop alsof dat gebed van de Farizeeër, dat zogenaamde gebed, daarvoor bedoeld is. Het is een vreemd gebed, zonder spoor van twijfel, zonder een spoor van deemoed, zonder een besef van eigen falen of tekortschieten. Het is alsof hij de conclusie al heeft getrokken van zijn eigen voortreffelijkheid en God voor het karretje van zijn eigen gelijk wil spannen. Hij is te zelfverzekerd. Vol van zichzelf; op anderen kijkt hij neer. Ondertussen zit er aan de binnenkant iemand met een diepe onzekerheid, die het steeds weer nodig heeft bevestigd te worden en die bevestiging zoekt bij zichzelf. Hij praat in een kringetje rond. Hij bidt bij zichzelf, staat er. Hij blijft binnen de gesloten cirkel van zijn eigen zekerheden.

De tollenaar weet hoe het er bij hem voorstaat. Hij doet zich niet anders voor dan dat hij is, hij is een kwetsbaar en feilbaar mens, en hij weet dat. Hij hoeft zichzelf niet mooier of beter voor te doen dan hij is. Het is allemaal heel subtiel. Want er zijn ook mensen die hun zondebesef zo etaleren, dat er een hoogmoedigheid in verborgen ligt. Die zichzelf verheffen door zich klein te maken. Die zichzelf zo nadrukkelijk wegcijferen, dat het bedoeld lijkt om juist de aandacht te trekken.

Jezelf vernederen is niet hetzelfde als kruiperige onderdanigheid. Jezelf vernederen is niet je zelf naar beneden halen en ook niet je laten koeioneren. Het is heus niet zo dat je God groter maakt door je zelf zo klein mogelijk te maken. Het is geen kruiperigheid maar eerlijkheid, openheid, kwetsbaarheid. Jezelf vernederen is: je niet anders voor doen dan je bent. Als je weet, dat je leeft van Gods genade, dan leert je dat om ook genadig met de ander om te gaan, niet te oordelen of je zelf verheffen, zoals die Farizeeër doet, maar eerlijk en onbevangen de ander te zien, als een ook door God geliefd en gewild mens, net als jij.

Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.